Doorgaan naar hoofdcontent

Let's talk. De sofa van Paul Weston: onbewuste motieven en morele verantwoordelijkheid






De therapeut Paul Weston uit de HBO-serie In treatment worstelt met een moreel dilemma: de deontologische beroepscode vereist dat hij zich niet laat leiden door zijn gevoelens voor zijn patiënte Laura, maar existentiële persoonlijke idealen over een waardevol leven stellen dat hij zijn passie moet volgen. Wie het eerste seizoen van In treatment wil uitkijken in onwetendheid over de afloop van deze worsteling, stopt nu beter met lezen. In de laatste aflevering krijg je immers het volgende te zien: Paul beslist dat hij zijn remmingen moet loslaten wil hij eindelijk weer een vreugdevol bestaan leiden.  Gezien de intensiteit van zijn emoties (en die van Laura naar hem toe), beslist hij na lang aarzelen dat de deontologische code niet meer van hem kan verwachten dan dat hij elke professionele band met Laura opheft vooraleer hij haar privé benadert. Laura is officieel niet langer zijn patiënte wanneer hij haar thuis opzoekt en toegeeft dat de liefde wederzijds is.

Paul en zijn vrouw gaan door een crisis, maar zijn niettemin nog steeds gehuwd. Laura is officieel niet langer zijn patiënte, maar zal altijd een ex-patiënte blijven. Redenen genoeg dus voor Paul om te twijfelen aan de juistheid van zijn beslissing om een romantische verhouding met Laura aan te gaan. Hij overtuigt zichzelf dat het mag, of nog meer: dat dat is wat hij moet doen, alles in acht genomen. Maar op een cruciaal moment (het moment waarop hij de slaapkamer van Laura betreedt) verzet zijn lichaam zich: hij krijgt een paniekaanval. In ademnood en bezweet rent hij Laura’s huis uit.
Paul interpreteert zijn vlucht als een teken van lafheid en wilszwakte. Zijn therapeut Gina daarentegen spoort hem aan een positievere interpretatie toe te laten: dat de vlucht een handeling is die gestuurd werd door zijn morele kompas. Zij vindt het een prijzenswaardige handeling, en dringt erop aan dat Paul zich de daad zou toe-eigenen als iets waar hij trots op mag zijn. Ze zegt: “What restrained you was the very best of you, your own standards, personal, professional and moral.” Hij wuift haar lofprijzing weg: “No Gina, moral decisions don’t come from the unconscious.” Denkt Paul dan dat mensen enkel geprezen kunnen worden voor handelingen die gebaseerd zijn op een expliciete, bewuste beslissing? Is dat wat we in de praktijk doen?

De filosofe Nomy Arpaly denkt het niet. In haar boek Unprincipled Virtue argumenteert ze dat mensen het moreel goede kunnen doen, zonder te weten waarom en zelfs dat dat het moreel goede is. Mensen denken immers niet zo vaak na over wat ze moeten doen (dit lijken filosofen wel eens te vergeten), maar zelfs dan nog stellen ze vaak de juiste handeling.  Ze doen goed zonder het te weten. Maar dat betekent niet, benadrukt Arpaly, dat ze goed doen zonder het te willen. Wat mensen echt willen, waar hun hart naar uitgaat, strookt niet altijd met hun bewuste gedachten daarover. Bij sommige mensen is het soms zo erg gesteld dat we hopen dat ze niet doen wat ze denken dat ze moeten doen; we hopen dat ze gewoon op hun gevoel afgaan. Huckleberry Finn, de held uit Mark Twains Adventures of Huckleberry Finn, dient Arpaly tot voorbeeld. Huck oordeelde dat hij de weggelopen slaaf Jim moest aangeven bij de politie. Huck was een kind van zijn tijd, en geloofde oprecht dat  Jim eigendom was van Miss Watson. Hij wilde geen dief of leugenaar zijn, maar als de politie langs komt, krijgt hij het niet over zijn hart om zijn vriend te verraden. Huck voelt zich schuldig en zwak. De lezer echter denkt er anders over: door zijn gevoel te laten primeren boven zijn oordeel, toonde Huck dat hij het hart op de juiste plaats heeft. In plaats van zijn stilzwijgen te veroordelen als irrationeel en inconsistent, prijzen we het als moreel goed.

Paul Weston velde het oordeel dat hij met Laura een romantische verhouding moest starten, maar kon het niet. Huck Finn oordeelde dat hij Jim moest aangeven bij de politie, maar kon het niet. Wie hun onvermogen interpreteert als een prijzenswaardige daad, vult deze waarneembare data aan met een uitleg van waarom Paul en Huck niet doen wat ze dachten dat ze moesten doen. We kunnen niet denken dat het omwille van wilszwakte, lafheid of een andere negatieve karaktereigenschap was. Deze uitleg stelt de handeling niet in een moreel prijzenswaardig daglicht. Evenmin volstaat de uitleg dat de handelingen van Paul en Huck toevallig de moreel juiste zijn (dat de handeling moreel juist is, is in het geval van Huck niet controversieel. In het geval van Paul zullen sommige lezers misschien een andere mening zijn toegedaan en vinden dat er niets moreel verkeerd zou geweest zijn als Paul met zijn ex-patiënte naar bed was gegaan, maar dan zullen deze lezers zijn vlucht evenmin als prijzenswaardig evalueren en rijst er voor hen geen uitleg-probleem). Om Paul en Huck te prijzen voor hun daad, moeten Gina en Nomy Arpaly en al wie hun waardering deelt, denken dat het niet toevallig is dat Paul en Huck het moreel juiste doen, maar dat ze het moreel juiste doen omdat ze het moreel juiste willen doen. Alleen weerspiegelt deze moreel goede wil zich niet in hun expliciete oordeel maar enkel in hun gedrag.

Zelfs als men Paul en Huck geen goede voorbeelden vindt, kan men vast andere voorbeelden bedenken van mensen die een beter hart hebben dan hun uitspraken doen vermoeden. Dit is herkenbaar. Maar het maakt de filosofische analyse van prijzenswaardige handelingen zoveel gecompliceerder. Het ware eenvoudig geweest als men had kunnen stellen: een handeling is prijzenswaardig wanneer ze teruggaat op de uitkomst van de deliberatie van de actor. Maar aan lang niet elke handeling gaat deliberatie vooraf, en het lijkt te veel gevraagd van elke prijzenswaardige handeling dat ze voorafgegaan wordt door deliberatie. Deugdzame mensen herkennen we immers net daaraan dat ze het goede doen zonder voorafgaande deliberatie.  Zelf denk ik dat de link tussen een goede handeling en de actor die we ervoor prijzen tot stand wordt gebracht door het feit dat de handeling reflecteert wat de actor waardevol vindt. Die reflectie moet niet bemiddeld worden door deliberatie. Ook kinderen of dementen, die niet in staat zijn tot deliberatie, kunnen toch dingen waarderen, en dat toont zich in de dingen die ze doen. En wat dan met de dingen die mensen zeggen? Telt dat dan niet mee?

Waarin toont een persoon zich? In zijn woorden of in zijn daden? Dat in het geval van Paul en Huck hun woorden niet overeenstemmen met hun daden, is te wijten aan gebrekkige zelfkennis. Paul zegt dat hij vluchtte uit wilszwakte. Gina is het daar niet mee eens en denkt dat ze zijn motieven beter kent dan hijzelf. In zijn handeling van het wegvluchten herkent ze de goede wil van Paul, in wat hij daar zelf over zegt herkent ze zijn zelfmisprijzen en lage eigenwaarde. Dat ze zijn daden en woorden zo trefzeker weet te scheiden van elkaar, komt natuurlijk omdat ze Paul goed kent. En dat is een cruciaal element: als Paul een vreemde was voor Gina, had ze nooit kunnen uitmaken of zijn paniekaanval een uitdrukking was van zijn goede wil dan wel van angst, wilszwakte of een overdosis cafeïne. Ook Huckleberry Finns onvermogen om Jim aan te geven dient zich aan nadat we Hucks reilen en zeilen al een roman lang hebben gevolgd, en die kennismaking kleurt onze interpretatie van zijn gedrag als zijnde een teken van zijn goede inborst.

Ook in ons echte leven geldt dat we tijd met mensen moeten doorbrengen om hun handelingen te kunnen interpreteren. De inbedding van handelingen en de appreciatie ervan in een sociale context is belangrijk. Filosofische definities van prijzenswaardige handelingen zouden moeten verwijzen naar die diachrone en interactieve setting. Van een atomistische handeling, losgerukt van de context en de persoonlijkheid van de actor, valt onmogelijk uit te maken wat ze betekent en of we er iemand moeten voor prijzen.

Toegegeven, zelfs als we kennis van context en persoonlijkheid hebben, blijft het moeilijk. De interpretaties van Pauls vlucht en Hucks stilzwijgen zijn niet representatief voor de reële praktijk. De setting van hun daden is immers een fictieve creatie van schrijvers die ervoor kiezen om bepaalde achtergrondinformatie te geven en de lezer/kijker aldus in een bepaalde richting te sturen. Hoewel ik daarbij wil opmerken dat het ‘sturen’ in deze twee gevallen subtiel en onvolledig is: hoe we het gedrag van Paul en Huck moeten interpreteren is niet duidelijk, niet voor Paul en Huck, niet voor het publiek, vermoedelijk ook voor de schrijvers zelf niet. Mijn interpretatie, in lijn met de interpretatie van Gina en Nomy Arpaly, hoeft de jouwe niet te zijn. We kunnen erover praten. Heel graag zelfs.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Identiteit intimidatie

  Intimitutifrutikutimuti, k weet niet wat het is (naar Raymond van het Groenewoud) Identiteitspolitiek is een scheldwoord geworden. Iets waar je liever niet aan doet, want dan krijg je een hoop rotzooi over je heen. Niets dat zo polariseert als een mening over identiteit. Nochtans zijn zogenaamde identiteitsstrijden in oorsprong strijden tegen onderdrukking. Het is, vanuit moreel opzicht, merkwaardig dat daar zo veel ophef over is ontstaan .   Witte mannelijke intellectuelen  zoals Sid Lukkassen en Jonathan Haidt hebben zich de term identiteitspolitiek toegeëigend om er hun cultuurkritiek op te bouwen. Maar als we teruggaan naar de geboorte van het begrip, in de missieverklaring van de Combahee River Collective (gepubliceerd in 1977), lezen we dit: This focusing upon our own oppression is embodied in the concept of identity politics. We believe that the most profound and potentially most radical politics come directly out of our own identity, as opposed to working to end somebody else

Incest, walging en instemming: ethiek valt (helaas) niet te herleiden tot één fundament

Wat is er mis met incest tussen twee volwassen die het allebei willen? vraagt Debra Lieberman in  een interview  over haar boek Objection (De Morgen 18 januari 2019). Ze bedoelt het als een retorische vraag.  De aanleiding is het reële geval van een Duitse geadopteerde jongen die later, zonder het te weten, met zijn zus trouwde en vier kinderen kreeg. Hij kreeg gevangenisstraf omwille van het incestverbod. Dat lijkt extreem. Vervolgens neemt Lieberman ons mee naar de suggestie dat er nooit iets mis is met incest, zolang het gaat om volwassenen die instemmen. OF er een wet moet zijn die incest verbiedt, laat ik buiten beschouwing. Maar dat sociale afkeuring van incest kortzichtig of ongegrond zou zijn, wil ik betwijfelen. En dat doe ik niet omdat ik zou walgen van het idee. Walging vormt volgens Lieberman alsmaar vaker een basis voor politieke, rechterlijke en morele beslissingen. Jonathan Haidt, een collega-psycholoog die beroemd werd met zijn studies over walging als morele emoti

Parasite: een verhaal over liefde en smerigheid

Komende vrijdag vieren we weer de liefde. En dat is gepast, de liefde is mooi. Maar ook gemeen. Op talloze geniepige, gruwelijke en misleidende manieren, zoals de gelauwerde film  Parasite  van Bong Joon Ho toont.  De film heeft meerdere lagen, en laat vele interpretaties toe. Volgens één lezing ervan gaat de film over twee families die gelukkig willen zijn. En is daar dan iets mis mee?  Mr. en Mrs. Park wonen in een prachtig modernistisch en gigantisch huis dat ze zich kunnen veroorloven en waar ze zich omringen met bedienden (een huishoudster, een chauffeur, privé-leerkrachten) die fatsoenlijk en - naar de heersende normen - correct behandeld worden. De ouders willen het beste voor hun kinderen. Dat willen ook Ki-taek en Chung-sook voor hun twee kinderen, die alle slechtbetaalde klusjes aannemen die ze kunnen krijgen om centen binnen te halen. En dan krijgt deze berooide familie een kans uit de duizend. Ze zien een manier om zich binnen te murwen in het huishouden en op de pay-r