Liefde maakt blind, zegt men. De verliefde ziet de lach,
niet de rimpels. Ouders zien de talenten in hun kinderen, niet de gebreken.
Vrienden nemen het bij voorbaat voor elkaar op en kunnen moeilijk geloven dat
hun vriend een wrede misdaad heeft begaan. Onder invloed van de liefde zijn
mensen partijdig, is hun blik bevangen en hun oordeel gekleurd. Stendhal sprak
in dit verband over kristallisatie. Met iemand die in andermans liefde baadt,
gebeurt hetzelfde als met een takje in een zoutmijn: na een tijdje vormen er
zich kristallen die de banale werkelijkheid aan het zicht onttrekken. De
geliefde schittert als duizend zoutkristallen op een naakte tak. Liefde
verhult.
Het is een ding te zeggen: onder invloed van de liefde zijn
mensen partijdig en is hun oordeel gekleurd.
Het is iets anders om te beweren dat liefde geen echte liefde zou zijn
wanneer ze het oordeelsvermogen niet corrumpeert. Het eerste is een
psychologische observatie, het tweede is een normatieve stelling. Volgens de
Australische filosoof Simon Keller vereist
vriendschap dat we onze vrienden overschatten. In The
Limits of Loyalty illustreert hij zijn punt met een scene uit de Amerikaanse sitcom Friends, waarin Joey en Chandler samen naar Las Vegas rijden omdat
Joey daar een rolletje mag spelen in een grote productie. Hij is erg opgewonden
over het vooruitzicht. Om de tijd te doden spelen ze een
vraag-antwoord-spel waarbij de opdracht is om zo snel en spontaan mogelijk
te antwoorden. Bijv: met wie zou je liefst naar bed gaan, Monica of Rachel? Dan
stelt Joey de vraag aan Chandler: denk je dat deze rol mijn doorbraak wordt?
Zonder nadenken flapt Chandler eruit: nee. Joey is gekwetst, Chandler voelt
zich een verrader. Hij probeert het goed te maken, maar wordt uit de auto
gezet. Joey gaat alleen naar Vegas.
Keller vindt dat Joey terecht kwaad wordt, en dat Chandler
zich terecht schuldig voelt. Doordat Chandler niet gelooft in hem, schiet hij
tekort als vriend. Je kan je afvragen: wat moet Chandler dan doen? Liegen? Nee,
het punt is, zegt Keller, dat Chandler niet enkel moet zeggen maar moet denken
dat zijn vriend het gaat maken. Volgens Keller zitten deze intuïties in hoe we
spontaan over vriendschap spreken: goede vrienden geloven in elkaar, ze zien
elkaar in het best mogelijke licht. En dat betekent volgens Keller dat ze
bepaalde feiten over het hoofd zien, en geen objectief of gebalanceerd oordeel
kunnen vormen. Wie een goede vriend wil zijn, moet bereid zijn om epistemische
standaarden te negeren. Of beter – de titel van Kellers boek wijst ten slotte
op de limieten van loyauteit, niet op de limieten van epistemische integriteit
– wie de waarheid wil kennen, kan maar beter niet altijd een goede vriend
willen zijn. Soms moet vriendschap het
onderspit delven voor waarheid en redelijkheid, zo luidt het verdict van
Keller.
Kellers beschrijving van de vereisten van vriendschap lijken
me plausibel tot op zekere hoogte. Liefde, of vriendschap, nodigt inderdaad uit
tot een andere benadering van de feiten, namelijk een benadering die gepaard
gaat met nauwgezette aandacht, oprechte interesse, empathie en sympathie – wat
conflicteert met de veel vaker geprezen en voorgeschreven houding van neutraliteit
en afstandelijkheid. Wanneer mensen
praten over een objectieve blik, associëren ze dat met een afstandelijkheid,
een ontdoen van persoonlijke sympathieën. Maar waarom eigenlijk zou afstandelijkheid
objectiviteit blootleggen? Wat geldt als objectief wanneer het gaat om
mensenkennis? Wie kent mij zoals ik echt ben? Toen ik kind was, mijn ouders.
Nu, mijn echtgenoot. Ik denk dat vele mensen dat antwoord zouden geven. En dat
is interessant, want het suggereert een verband tussen liefde en kennis. Het
suggereert dat we helemaal niet hoeven te kiezen tussen vriendschap en
waarheid.
Er bestaat een lange filosofische traditie die liefde in
verband brengt met ‘zien wat er is’ in plaats van met verblinding. Volgens
Plato leidt eros de grotbewoners in de richting van het licht. Iris Murdoch
beschrijft liefde als een oefening in echt kijken (really looking). Martha
Nussbaum argumenteert dat emoties cognitief zijn en dus een vehikel van kennis kunnen zijn, en dat ware liefde effectief ware
kennis belichaamt. En er zijn natuurlijk middeleeuwse en christelijke denkers
die goddelijke liefde en goddelijke kennis als een twee-eenheid zien. Het
goede, het ware, het schone zijn één. In al deze denktradities geldt dat liefde
onthult.
In kritiek op Keller en in lijn met genoemde tradities verdedigt
de Amerikaanse filosoof Troy Jollimore in Love’s
Vision de gedachte dat liefde geen obstakel voor maar een weg tot kennis
kan zijn. Hij verdedigt het bestaan van ‘different epistemic practices’,
waarmee hij bedoelt dat niet elke situatie zich het beste laat kennen vanop een
onthecht, neutraal toeschouwersstandpunt. Sommige objecten, zoals kunstwerken, en
mensen, laten zich enkel kennen in een geëngageerde en geïnteresseerde
interactie. Is het niet fantastisch dat op zijn minst Theo van Gogh het werk
van zijn broer goed vond en Vincent aanmoedigde te blijven schilderen? Is het
niet belangrijk dat de dochter van Bernard Westphael gelooft in zijn onschuld? Vrienden
interpreteren de feiten zo welwillend mogelijk, ze kijken ernaar ‘with a friendly
eye’. En dit levert een epistemisch respectabel standpunt op. Al was het maar
omdat vrienden zo een belangrijke sociale epistemische functie vervullen door weerstand
te bieden aan massahysterie en beïnvloeding van de algemene opinievorming. De geschiedenis
heeft uitgewezen dat Theo het bij het rechte eind had. De waarheid in de zaak
Westphael is op dit moment nog ongekend. Maar wat ik wil benadrukken, is dat
het feit dat iemand uit liefde gelooft in iemands onschuld, niet betekent dat
zij of hij de waarheid negeert. Het tegendeel kan waar zijn. En daarom is een
betrokken houding niet per se inferieur aan een afstandelijke, wantrouwige
houding. Jollimore maakt zijn punt op een descriptief niveau. Hij schrijft dat
liefde weliswaar in sommige individuele gevallen verblindt, maar dat het geen
algemene waarheid over liefde is. In plaats van over regels en uitzonderingen
te praten, zou ik het over de normatieve boeg willen gooien: over wat goede liefde
doet, over wat liefde zou moeten zijn. Maar dit ideaal is niet compleet
losgezongen van de realiteit. Ik ben er zeker van dat het merendeel van de mensen
ergens wel iets ziet in de gedachte dat echte liefde naar kennis streeft en
geen vrede neemt met zelfbedrog en luchtspiegelingen. We hoeven onze vrienden helemaal niet te overschatten om hen te waarderen.
Literatuur:
Jollimore, T. (2011) Love’s Vision (Princeton & Oxford: Princeton University Press)
Keller, S. (2007) The Limits of Loyalty (Cambridge : Cambridge University Press)
Reacties
Een reactie posten