Arme voetbalsupporters. Ze denken dat ze
hun liefde voor de ene ploeg moeten bewijzen door een andere ploeg hartsgrondig
te haten. Ik noem het de medaille-fout: alsof liefde onvermijdelijk met haat
gepaard moet gaan. Liefde is echter geen medaille met een keerzijde. Geen enkel
zinnig man meet liefde voor zijn vrouw af aan hoe erg hij andere vrouwen haat.
Waarom moet het dan anders zijn met liefde voor een ploeg?
Met zijn klaagzang op ‘het verraad’ van
Steven Defour (die een contract tekent bij de ploeg die hij ooit als grote
vijand zag), haalde Rutger Goeminne zich in De Morgen van 13 augustus 2014 de
ergernis van menig lezer op de hals. Maar hij staat niet alleen. Tijdens de
match Westerlo-Anderlecht van afgelopen weekend lieten enkele
Anderlecht-supporters via een spandoek weten dat ze Defour niet graag zagen
komen. Zij zeggen luidop wat vele voetbalsupporters denken.
En supportersliefde is ook maar een
illustratie van een bedenkelijk fenomeen dat zich veel breder voordoet: houden
van de ene muziekband betekent volgens velen dat je automatisch een andere
muziekband minacht, trots zijn op je vaderland impliceert volgens sommigen dat
je wel moet neerkijken op andere landen, en ga zo maar door. Maar waarom denken
we toch in die comparatieve termen? We weten eigenlijk goed genoeg dat liefde
anders werkt: je houdt niet van je kind in comparatieve termen, met andere
woorden je houdt niet van je kind na vergelijking met andere kinderen en het
besluit dat je alle redenen hebt om dit kind boven een ander te verkiezen. Nee,
je houdt van je kind – punt uit.
De dag dat Anderlecht vorig seizoen
kampioen speelde tegen Standard, prijkte er een foto op krantenwebsites van in
paars-wit gehulde fans met een kartonnen bord waarop stond “We are Anderlecht”.
Ernaast een foto met diezelfde fans en hetzelfde bord, omgedraaid, waarop ze
ons vertelden “We hate Standard”. De perfecte verbeelding van de medaille-fout.
Ja maar, zouden sommigen kunnen opwerpen: als je wilt dat het goed gaat voor de
ene, moet je tegelijk toch ook willen dat het slecht gaat voor de andere?
Wel, in een zekere zin, maar vergelijk het
opnieuw met de liefde voor je kind en de wens dat het hem of haar goed gaat in
het leven. Slechts 1 kind kan de loopwedstrijd winnen, slechts 1 kind kan de
beste van de klas zijn. Je hoopt dat jouw kind wint. Dat betekent inderdaad dat
je niet tegelijk kan hopen dat een ander kind wint.
Betekent dit echter dat de positieve hoop
gericht op jouw kind gepaard moet gaan met negatieve gedachten en verwensingen
gericht op de andere kinderen? Nee, dat moet niet. Het enige wat liefde
impliceert is dat je geniet van de dingen die je kind goed kan of graag doet,
en dat je het steunt wanneer het moeilijk gaat. En als het kan probeer je je
kind bij te brengen dat de regels van het competitieve spel nu eenmaal zo zijn
dat er maar 1 kan winnen, daar heeft niemand schuld aan, daar verdient niemand
haat voor.
Je zou kunnen denken dat haat voor de ene
ploeg misschien geen voorwaarde is van liefde voor de ander ploeg, maar
niettemin een logisch gevolg. Logisch is dit echter in geen geval.
Psychologisch waarschijnlijk? Dat misschien wel, maar net als met andere
kwalijke neigingen van onze menselijke psyche, weten we wat ons te doen staat:
ze tegengaan in plaats van ze te voeden.
Voetballers kunnen hun supporters daarbij
helpen. De door Goeminne geciteerde uitspraken van Defour over Anderlecht zijn
niet alleen ongelukkig, ze zijn ook dom. Maar tegelijk zijn dergelijke
uitspraken alomtegenwoordig en algemeen aanvaard. Vreemd eigenlijk dat we
inzake voetbal zo tolerant geworden zijn voor haatdragende meningen. Misschien
zouden sommigen het gezonde competitiedrang noemen. Maar ik geloof dat die zich
op andere en positievere manieren kan uiten.
Dit opiniestuk werd gepubliceerd op deredactie.be 22 augustus 2014
Reacties
Een reactie posten