Doorgaan naar hoofdcontent

Over leven en dood en Patricia de Martelaere


Op 15 januari 2013 publiceerde De Morgen een opiniestuk van Filip Buekens over de euthanasie van de dove tweelingbroers die langzaamaan ook blind werden en die niet verder wilden leven in isolement van elkaar en de wereld. Buekens waarschuwt in zijn opiniestuk dat het hellend vlak een realiteit is, en geen conservatieve fictie: we worden alsmaar toleranter ten aanzien van euthanasie, en een een wet die bedoeld was om ondraaglijk lijden in de terminale levensfase te verhinderen, wordt gebruikt als een eerste stap in de richting van totale zelfbeschikking.

Ik denk dat Buekens gelijk heeft: het hellend vlak is er. De euthanasiewet drukt een totaal andere houding uit ten aanzien van leven en dood dan we al eeuwen gewend zijn, het gaat niet om een kleine technocratische aanpassing in een gelimiteerd aantal gevallen, het gaat om een aardverschuiving. Tegenstanders van euthanasie wijzen terecht op de ernst en de enorme impact van deze veranderingen in de wet. Voorstanders van euthanasie zouden dit moeten beamen in plaats van te minimaliseren: het recht op euthanasie ontketent een waardenrevolutie. De vraag is of dat slecht is.

Hoe scherp en juist de beschrijvende analyse van Buekens me lijkt, zo weinig overtuigd ben ik door zijn evaluatieve argument. Waarom zou het recht op euthanasie slecht zijn? Zijn kritiek berust op de stelling dat de wetgever een nieuwe categorie heeft gecreëerd waar mensen zich in onderbrengen eenmaal de categorie in het leven is geroepen, namelijk de categorie van de ondraaglijke lijder. Vergelijk het met het effect van reclame: reclamebedrijven doen dan wel alsof ze inspelen op reeds bestaande noden van consumenten, in werkelijkheid creëren ze behoeften. Ook zo zou een wet die bedoeld is om ondraaglijk lijden op te heffen, het ondraaglijke lijden net creëren. Ondraaglijk lijden is geen beschrijving maar een sociale constructie, zegt Buekens.

En wat dan nog? ‘Sociale constructie’ is geen scheldwoord. Het is een descriptieve term, geen evaluatieve. Ook geld en het huwelijk zijn voorbeelden van sociale constructies. Is er daarom iets fout mee of gevaarlijk aan? Beweren dat iets een sociale constructie is, toont nog niets aan over de waarde of onwaarde ervan.

De dood hoort bij het leven. Sterven is iets dat levenden doen. Misschien zou Buekens het oneens zijn met deze laatste formulering, en zou hij willen zeggen dat sterven iets is dat mensen overkomt, niet iets dat ze doen. Hij wil immers graag de grenzen aan zelfbeschikking benadrukken: wij kunnen niet alles onder controle hebben, en daar is ook iets moois en goeds aan. Enerzijds geloof ik ook dat het van wijsheid getuigt om te erkennen dat het leven en de werkelijkheid niet totaal maakbaar of beheersbaar zijn. Maar anderzijds vraag ik me af: valt het verlangen om iets te zeggen te hebben over de manier waarop je sterft, de wens om van het sterven een keuze in plaats van een passieve gebeurtenis te maken echt enkel te interpreteren als een vorm van zelfbedrog, wensdenken of megalomanie? Zit er dan niets van waarde in dit verlangen? Raakt dit verlangen niet aan een recht dat mensen toekomt en dieren niet? Sommige voorstanders van euthanasie beroepen zich op een argument van analogie dat volkomen de bal misslaat: zij argumenteren dat het een gangbare praktijk is om dieren te verlossen uit hun lijden, en dat het erg wreed en onredelijk is om deze verlossing aan mensen ontzeggen. Deze analogie is fout, omdat de waarde van het recht op euthanasie niet gelegen is in de waarde van het beëindigen van lijden maar in de waarde van het rationele vermogen van mensen om te reflecteren over hun leven en zich te verhouden tot hun sterfelijkheid. Ik denk dat er iets waardevols is aan de mogelijkheid om te beslissen hoe en wanneer ik sterf. Ik denk dat daar ook een recht op euthanasie aan gekoppeld is. Deze laatste stelling vergt nog veel meer argumentatie dan ik hier kan geven. Ik wil enkel nog iets meer kwijt over de waarde van het kunnen sterven zoals men wil. Men moet erg genuanceerd zijn over deze waarde, en bovenal moet duidelijk zijn dat mensen niet alles wat van waarde is kunnen realiseren, en dat waarden incommensurabel kunnen zijn. Zeggen dat het waardevol is om te kunnen sterven hoe en wanneer men wil mondt daarom helemaal niet uit in een absoluut pleidooi voor zelfdoding (er zijn talloze andere waarden in ons leven die daardoor gefnuikt worden).

Op 4 maart 2009 stierf Patricia de Martelaere, een dwarsdenker met een scherpe geest en een scherpe pen. Een van haar meest ‘dwarse’ essays is “De levenskunstenaar. Naar een esthetica van de zelfmoord.” In het recent verschenen boek over Patricia de Martelaere bekent de auteur Marja Pruis dat ze het lastig vindt om in De Martelaeres waardering van de zelfmoordenaar mee te gaan. Ik denk dat Pruis zich een beetje ergert aan wat haar toeschijnt als een romantische gedweep met zelfmoord. Maar De Martelaere stak niet de loftrompet voor om het even welke zelfmoord. Zij was gefascineerd door de soort van zelfmoord die als een esthetische daad kan worden gezien: een artistieke daad die van het leven iets met een einde maakt. Heel simpel maar lucide merkt De Martelaere fijntjes op dat we ons allemaal inbeelden dat we zullen sterven op het einde van ons leven, maar dat velen van ons in werkelijkheid sterven op de meest ongelegen momenten, midden in een discussie, op weg naar het werk of aan tafel. Een zelfmoordenaar kiest zijn einde. Hij legt zijn leven neer, zoals een melodielijn. De Martelaere herkent hierin de artistieke persoonlijkheid. Van Cesare Pavese, die zichzelf van het leven benam na ontvangst van een belangrijke literaire prijs, schrijft de Martelaere dat de eigenschappen die hem tot een groot schrijver maakten, “hem ook dwongen om van zijn leven zelf een sluitende tragedie te maken.”


Ik durf erom wedden dat de associatie met zelfdoding niet bepaald is wat Joep Dohmen en de andere levenskunst-schrijvers van het moment in gedachten hebben. We moeten het leven vieren, is veeleer hun adagio. Maar de link die De Martelaere legt is helemaal niet gek: als je je leven als een kunstwerk beschouwt, ben jij de kunstenaar en heb jij de controle om je leven te beëindigen vooraleer de dood je onderbreekt. Nog los van het feit of ik de vergelijking tussen het leven en een kunstwerk geslaagd vind, herken ik de zin die De Martelaere ontwaart in het kunnen beslissen over het einde van het leven. Ik apprecieer heel erg de keuzevrijheid die ik in mijn leven krijg, hoe moeilijk keuzes soms ook zijn. De keuze over hoe en wanneer je sterft, is zonder twijfel de moeilijkste van alle, maar daarom niet minder waardevol.


Recent verschenen: Marja Pruis, Als je weg bent. Over Patricia de Martelaere, Prometheus Amsterdam, 2013.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Identiteit intimidatie

  Intimitutifrutikutimuti, k weet niet wat het is (naar Raymond van het Groenewoud) Identiteitspolitiek is een scheldwoord geworden. Iets waar je liever niet aan doet, want dan krijg je een hoop rotzooi over je heen. Niets dat zo polariseert als een mening over identiteit. Nochtans zijn zogenaamde identiteitsstrijden in oorsprong strijden tegen onderdrukking. Het is, vanuit moreel opzicht, merkwaardig dat daar zo veel ophef over is ontstaan .   Witte mannelijke intellectuelen  zoals Sid Lukkassen en Jonathan Haidt hebben zich de term identiteitspolitiek toegeëigend om er hun cultuurkritiek op te bouwen. Maar als we teruggaan naar de geboorte van het begrip, in de missieverklaring van de Combahee River Collective (gepubliceerd in 1977), lezen we dit: This focusing upon our own oppression is embodied in the concept of identity politics. We believe that the most profound and potentially most radical politics come directly out of our own identity, as opposed to working to end somebody else

Incest, walging en instemming: ethiek valt (helaas) niet te herleiden tot één fundament

Wat is er mis met incest tussen twee volwassen die het allebei willen? vraagt Debra Lieberman in  een interview  over haar boek Objection (De Morgen 18 januari 2019). Ze bedoelt het als een retorische vraag.  De aanleiding is het reële geval van een Duitse geadopteerde jongen die later, zonder het te weten, met zijn zus trouwde en vier kinderen kreeg. Hij kreeg gevangenisstraf omwille van het incestverbod. Dat lijkt extreem. Vervolgens neemt Lieberman ons mee naar de suggestie dat er nooit iets mis is met incest, zolang het gaat om volwassenen die instemmen. OF er een wet moet zijn die incest verbiedt, laat ik buiten beschouwing. Maar dat sociale afkeuring van incest kortzichtig of ongegrond zou zijn, wil ik betwijfelen. En dat doe ik niet omdat ik zou walgen van het idee. Walging vormt volgens Lieberman alsmaar vaker een basis voor politieke, rechterlijke en morele beslissingen. Jonathan Haidt, een collega-psycholoog die beroemd werd met zijn studies over walging als morele emoti

Parasite: een verhaal over liefde en smerigheid

Komende vrijdag vieren we weer de liefde. En dat is gepast, de liefde is mooi. Maar ook gemeen. Op talloze geniepige, gruwelijke en misleidende manieren, zoals de gelauwerde film  Parasite  van Bong Joon Ho toont.  De film heeft meerdere lagen, en laat vele interpretaties toe. Volgens één lezing ervan gaat de film over twee families die gelukkig willen zijn. En is daar dan iets mis mee?  Mr. en Mrs. Park wonen in een prachtig modernistisch en gigantisch huis dat ze zich kunnen veroorloven en waar ze zich omringen met bedienden (een huishoudster, een chauffeur, privé-leerkrachten) die fatsoenlijk en - naar de heersende normen - correct behandeld worden. De ouders willen het beste voor hun kinderen. Dat willen ook Ki-taek en Chung-sook voor hun twee kinderen, die alle slechtbetaalde klusjes aannemen die ze kunnen krijgen om centen binnen te halen. En dan krijgt deze berooide familie een kans uit de duizend. Ze zien een manier om zich binnen te murwen in het huishouden en op de pay-r