Doorgaan naar hoofdcontent

Hoofd en hart




In ons leven vragen we ons vaak af ‘wat moet ik doen ?’, uiteenlopend van ‘wat moet ik aantrekken?’ tot ‘welke job moet ik kiezen?’ Wanneer je de vraag stelt ‘wat moet ik doen ?’ zoek je naar redenen, naar richtlijnen die je leiden in je handelingen, naar indicaties die aangeven wat de beste optie is. Filosofen karakteriseren redenen en het proces van naar redenen zoeken vaak te eenzijdig als een kwestie van je verstand gebruiken en objectieve feiten blootleggen. Ik denk daarentegen dat de vraag ‘wat moet ik doen?’ uitnodigt tot een reflectie op waar iemand om geeft, en dat is geen zaak van objectieve waarheden die door het verstand moeten worden blootgelegd. De vraag ‘waar geef ik om?’ verlegt de focus van het verstand naar het hart. In het westerse denken wordt al sinds Plato over ‘hoofd’ versus ‘hart’ gedacht als aan elkaar tegengesteld. Die tegenstelling lijkt mij een foutieve en schadelijke weergave van de werkelijkheid. In mijn boek The Normativity of What We Care About verdedig ik de gedachte dat redelijkheid een kwestie is van je hart volgen.

Mijn boek draagt bij aan de discussie in de analytische (anglosaksische) filosofie over de normativiteit van praktische redenen, oftewel de sturende kracht van redenen voor het handelen: Wat bepaalt of iemand een reden heeft om zus of om zo te doen? Ook psychologen en sociologen en biologen kunnen zich over deze vraag buigen, maar de filosoof vraagt naar de grond van rechtvaardigende redenen: wat is het ultieme antwoord op de vraag ‘Is het wel zo dat deze persoon X moet doen, en waarom dan?’

In de hedendaagse discussie vallen drie standaard antwoorden te onderscheiden: redenen gaan terug op verlangens, op rationele principes of op objectieve waarden.  Of, met andere woorden, een persoon heeft een reden om X te doen als dat 1. Zijn verlangens bevredigt, of 2. Geen inbreuk pleegt op rationele principes, zoals het principe van niet-tegenspraak (wie tegelijk B en niet-B zegt, spreekt zichzelf tegen en is irrationeel), of 3. Iets tot stand brengt dat objectief waardevol is.
Maar deze antwoorden geven volgens mij een armoedig beeld van wat het betekent om redenen te hebben. Beeld je bijvoorbeeld een 18-jarige in die zich afvraagt wat hij moet gaan studeren. Hangt dat van af van de verlangens die hij voelt, van het feit of die studiekeuze logisch en consistent is, van het feit of die bepaalde studierichting objectief waardevol is ? Mij lijkt veel belangrijker dat die scholier zich afvraagt waar hij om geeft. Wat telt voor hem in het leven, wat maakt voor hem zijn leven de moeite waard ? Zowel loodgieter als advocaat zijn respectabele en objectief waardevolle beroepen, dat is het punt niet. En voor het volgen van beide studies zal hij soms verlangens moeten frustreren, of zullen er soms conflicten en inconsistenties rijzen. Wat de ene keuze redelijker maakt dan de andere, is dat ze teruggaat op waar hij om geeft.

Een antwoord op de vraag ‘Wat moet ik doen ?’ vergt introspectie, en te weten komen wat er voor jou uiteindelijk toe doet in het leven, is geen simpele opgave. Maar wat volgens mij cruciaal is, is dat we bij het nadenken daarover het hart laten spreken. Hoofd en hart helpen elkaar wanneer het gaat om de vraag waartoe we redenen hebben.

Vele filosofen staan huiverachtig tegenover de mogelijkheid dat redelijkheid terug zou gaan op iets subjectiefs als liefde. Zij willen universele en objectieve fundamenten. Dus in de filosofische literatuur over redelijkheid komt de aandacht voor waar we om geven, waar we van houden nauwelijks aan bod. En dat is jammer omdat filosofen zichzelf zo een interessant perspectief op redelijkheid ontzeggen, en bovendien het belang van liefde onderschatten. Ons vermogen om ergens om te geven of ergens van het houden is van levensbelang. Ergens om geven helpt mensen om richting en zin in hun leven te vinden. De huidige twintigers, of de zogenaamde lost generation, zouden wel eens bij uitstek gebaat kunnen zijn bij reflectie over waar ze echt om geven. Maar bij uitbreiding: wij allemaal lopen te vaak voorbij aan de cruciale vraag. Die luidt niet: hoe geraak ik daar het snelste, hoe krijg ik zo veel mogelijk taken voor elkaar, hoe zorg ik dat ik loonsopslag krijg – maar : vind ik het belangrijk om druk, efficiënt, rijk en succesvol te zijn? Het antwoord op die vraag zegt je welke handelingen je zou moeten uitvoeren. In een poging de traditionele tegenstelling tussen het verstand en de liefde, of tussen hoofd en hart te ondermijnen, stel ik : Redenen zijn ‘matters of the heart’.

(Katrien Schaubroeck, The Normativity of What We Care About. A Love-based Theory of Practical Reasons. Leuven University Press, 2013. http://upers.kuleuven.be/nl/titel/9789058679055
Ik schreef bovenstaande tekst ter promotie van mijn boek bij een breder publiek. Hoewel het in eerste instantie een academische publicatie is, met besprekingen van het werk van o.a. Bernard Williams, Michael Smith, Derek Parfit, Christine Korsgaard en Harry Frankfurt,  denk ik dat de relatie tussen redelijkheid en liefde een onderwerp is dat ook niet-vakfilosofen kan boeien.)


Reacties

Populaire posts van deze blog

Identiteit intimidatie

  Intimitutifrutikutimuti, k weet niet wat het is (naar Raymond van het Groenewoud) Identiteitspolitiek is een scheldwoord geworden. Iets waar je liever niet aan doet, want dan krijg je een hoop rotzooi over je heen. Niets dat zo polariseert als een mening over identiteit. Nochtans zijn zogenaamde identiteitsstrijden in oorsprong strijden tegen onderdrukking. Het is, vanuit moreel opzicht, merkwaardig dat daar zo veel ophef over is ontstaan .   Witte mannelijke intellectuelen  zoals Sid Lukkassen en Jonathan Haidt hebben zich de term identiteitspolitiek toegeëigend om er hun cultuurkritiek op te bouwen. Maar als we teruggaan naar de geboorte van het begrip, in de missieverklaring van de Combahee River Collective (gepubliceerd in 1977), lezen we dit: This focusing upon our own oppression is embodied in the concept of identity politics. We believe that the most profound and potentially most radical politics come directly out of our own identity, as opposed to working to end somebody else

Parasite: een verhaal over liefde en smerigheid

Komende vrijdag vieren we weer de liefde. En dat is gepast, de liefde is mooi. Maar ook gemeen. Op talloze geniepige, gruwelijke en misleidende manieren, zoals de gelauwerde film  Parasite  van Bong Joon Ho toont.  De film heeft meerdere lagen, en laat vele interpretaties toe. Volgens één lezing ervan gaat de film over twee families die gelukkig willen zijn. En is daar dan iets mis mee?  Mr. en Mrs. Park wonen in een prachtig modernistisch en gigantisch huis dat ze zich kunnen veroorloven en waar ze zich omringen met bedienden (een huishoudster, een chauffeur, privé-leerkrachten) die fatsoenlijk en - naar de heersende normen - correct behandeld worden. De ouders willen het beste voor hun kinderen. Dat willen ook Ki-taek en Chung-sook voor hun twee kinderen, die alle slechtbetaalde klusjes aannemen die ze kunnen krijgen om centen binnen te halen. En dan krijgt deze berooide familie een kans uit de duizend. Ze zien een manier om zich binnen te murwen in het huishouden en op de pay-r

Incest, walging en instemming: ethiek valt (helaas) niet te herleiden tot één fundament

Wat is er mis met incest tussen twee volwassen die het allebei willen? vraagt Debra Lieberman in  een interview  over haar boek Objection (De Morgen 18 januari 2019). Ze bedoelt het als een retorische vraag.  De aanleiding is het reële geval van een Duitse geadopteerde jongen die later, zonder het te weten, met zijn zus trouwde en vier kinderen kreeg. Hij kreeg gevangenisstraf omwille van het incestverbod. Dat lijkt extreem. Vervolgens neemt Lieberman ons mee naar de suggestie dat er nooit iets mis is met incest, zolang het gaat om volwassenen die instemmen. OF er een wet moet zijn die incest verbiedt, laat ik buiten beschouwing. Maar dat sociale afkeuring van incest kortzichtig of ongegrond zou zijn, wil ik betwijfelen. En dat doe ik niet omdat ik zou walgen van het idee. Walging vormt volgens Lieberman alsmaar vaker een basis voor politieke, rechterlijke en morele beslissingen. Jonathan Haidt, een collega-psycholoog die beroemd werd met zijn studies over walging als morele emoti