Sommige filosofen beweren dat we beter af zouden zijn zonder empathie.
Dat is een krasse uitspraak. Doorgaans wordt empathie (begrepen als het zich
kunnen inleven in iemand anders) als een belangrijk, misschien zelfs
noodzakelijk element van een morele houding genoemd. De gulden regel, doe niet
aan een ander wat je zelf niet wilt aangedaan worden, stimuleert de gedachte
dat moreel handelen te maken heeft met zich verplaatsen in andermans schoenen.
Ook ontwikkelingspsychologisch en primatologisch onderzoek toont dat de
capaciteit om het perspectief van iemand anders in te nemen verbonden is met
het beschikken over morele regels. En wanneer we niet bereid zijn om
vluchtelingen te helpen, ligt dat dan niet aan ons gebrek aan empathie?
Empathie en moraal lijken wel onlosmakelijk met elkaar verbonden. En
toch – empathie wordt van haar morele
voetstuk gehaald met goede argumenten. Ten eerste moet duidelijk zijn dat
empathie niet volstaat om tot moreel goed handelen te komen. Zich kunnen
inleven in iemands anders situatie betekent niet dat men vervolgens vanzelf op
een moreel correcte manier met de situatie zal omgaan. Ook manipulatoren en sadisten danken hun
succes aan hun empathisch vermogen. Empathie is dus duidelijk geen voldoende
voorwaarde voor moreel handelen maar misschien is ze wel noodzakelijk? Echter,
ook over die noodzaak valt te twijfelen. Empathie is een spontane emotionele
reactie die aan vele psychologische invloeden onderhevig is. Of we empathiseren
met iemand hangt af van vele factoren die niet altijd van moreel belang zijn,
bijvoorbeeld de mate waarin de persoon op ons lijkt, of de aaibaarheidsfactor
van het dier. Voor een zeehondje dat
schattig kijkt, voelen we sneller medeleven dan voor een rat. Bijgevolg is het mogelijk dat twee situaties
die in moreel opzicht gelijkwaardig zijn, en een identieke reactie vragen, niettemin een erg
verschillende impact hebben op ons gevoelsleven. Sterker nog, zelfs een en
dezelfde situatie kan een verschillende mate van empathie oproepen naargelang
de wijze waarop we met de situatie worden geconfronteerd. Heel concreet en recent:
dat de verdrinkingsdood van de kleine Alan de harten brak heeft alles te maken
met het feit dat zijn dood op beeld is vastgelegd. Er zijn reeds veel kinderen
gestorven en er zullen er, helaas, nog veel sterven op de vlucht voor
oorlogsgeweld en in handen van mensensmokkelaars. Dat weten we maar we zien het
niet. En we leven veel minder makkelijk mee met leed dat we niet zien.
Weg dan maar met empathie? Moeten we elke opwelling van medeleven
wantrouwen? Deze radicale oplossing heeft een nog veel radicalere implicatie in
haar kielzog, namelijk dat we alle emoties moeten wantrouwen. Want het is
geweten dat zowat elke emotie aan ‘bias’ onderhevig is. Het voorstel dat we
empathie moeten negeren ten voordele van andere emoties zoals woede of
schuldgevoel (het voorstel van moraalfilosoof Jesse Prinz) vind ik daarom bij
voorbaat verdacht. Ook woede en schuldgevoelens zijn immers feilbare emoties.
Op wie en wanneer we kwaad worden wordt beïnvloed door tal van factoren die op
zich niet moreel relevant zijn (hoeveel we geslapen hebben, om er maar eentje
te noemen). En woede leidt zeker niet
altijd tot een genuanceerd, correct waardeoordeel of een rechtvaardige, juiste
handeling. Hetzelfde geldt voor schuldgevoelens. Die zijn vaak maar zeker niet
altijd een betrouwbare indicatie van morele fouten (denk maar aan de
‘survivor’s guilt’). Aan elke emotie kan er wel iets schelen. Maar alle emoties
uit onze set van motivaties weren, is onbegonnen werk, lijkt mij. Wie emoties
als morele raadgevers wil inschakelen, kan daarom niet anders dan hen kritisch
inzetten: hen onderzoeken, vergelijken, bijsturen, opvoeden. Onvolmaaktheid en partijdigheid zijn
tekortkomingen die zich aandienen bij alle emoties, en waar er geen andere
oplossing voor bestaat dan ze proberen te verbeteren.
Maar er is nog een tweede probleem dat specifiek is voor empathie.
Empathie is een gemakkelijke emotie. Het kost niet zo heel veel moeite om vanop
de bank mee te voelen met de mensen die verschijnen in het TV- journaal. Het
gaat zelfs helemaal vanzelf. Tegenstanders van empathie vinden het daarom
gevaarlijk om empathie de grondslag van
het morele leven te noemen. Empathisch inleven volstaat niet om een morele
pluim op de hoed te spelden. Ik kan wel heel oprecht zeggen tegen de
vluchteling “I feel your pain”, maar wat als het daarbij blijft? En de kans is
groot dat het daarbij blijft, want empathie kost niets, en kan volkomen op
zichzelf blijven staan. Er zit geen
interne dynamiek in empathie om de situatie waarin men zich inleeft vervolgens
te gaan veranderen. Soms komt die handeling erachter aan, maar soms ook niet.
De etymologisch verwante, maar psychologisch verschillende houding van
sympathie zit heel anders in elkaar.
Wanneer ik sympathie voel voor iemand, dan vind ik die persoon leuk of
interessant, en heb ik in die mate ook het beste met hem of haar voor.
Sympathie zal er bijgevolg vaker toe aanzetten om te handelen. Daarom hebben
vluchtelingen niet onze empathie nodig maar onze sympathie. Dat maakt het veel
waarschijnlijker dat we vervolgens ook voor hen willen zorgen en met hen willen
samenleven. Nu hebben wij alleen nog een medium nodig dat erbij wil helpen om
individuen op de vlucht ook een beetje sympathiek voor te stellen. Sympathie
opbrengen kost immers moeite. En daarom vind ik dit alvast een goed initiatief: refugee lectures
Reacties
Een reactie posten